Op zoek naar eiken van Istanbul naar Dalaman (Reisverslag)

Tijdens het afdalen naar Atatürk Airport, de luchthaven van Istanbul, brengen de talloze minaretten aan beide zijden van de Bosporus je onmiddellijk al in een oosterse sfeer, een sfeertje dat ik best wat beter wilde leren kennen. Die zonnige zaterdag in oktober zullen we de magische stap naar het Oosten nog niet zetten want ons gezellige hotel Dapnis ligt aan The Golden Horn, een oude havengeul die het Europese deel van de stad in tweeën verdeelt. Voor het hotel staan enkele jonge Aesculus hippocastanum nog mooi groen in blad en ze zijn volledig vrij van bladvlekkenziekten, iets wat bij ons helaas bijna niet meer te vinden is.

Tijdens het avondmaal zien we dan eindelijk wie er zoal is komen opdagen om kennis te maken met de eiken van Turkije. Er zijn bekende mensen bij maar ook nieuw gezichten waaronder enkele Turken van TEMA, de vereniging die deze reis organiseert. TEMA is de Turkse organisatie voor het bestrijden van grond erosie en ze houdt zich o.a. bezig met herbebossing en bescherming van natuurlijke sites.
Guy Sternberg en Henry Eilers, twee Amerikanen uit Illinois zitten voorlopig nog vast in Parijs en zullen pas midden in de nacht, met zwaar gebonk van hun koffers, hun smaakvol ingerichte 19de eeuwse kamer kunnen betrekken.
De vroeg opkomende zon en het morgengebed van de imam maken ons de volgende morgen al vlug duidelijk dat de Turken ochtendmensen zijn en dat we hier niet zijn gekomen zijn om onze tijd te verprutsen met slapen. Onze gids Adil Güner informeert ons dat we een zwaar programma voor de boeg hebben en dat, als we niet genoeg discipline aan de dag leggen, we wel eens onze afspraak in het volgende hotel zouden kunnen mislopen. Maar we hebben geluk: de kleine bus is voorzien van twee deuren, wat het in en uitstappen een stuk vlugger zal laten verlopen; hierdoor zullen we heel wat kostbare tijd winnen.

Die zondagmorgen rond 9 uur rijden we dan over de Bosporus, met langs zijn oevers en zo ver het oog kan reiken, prachtige oude houten huizen met weelderige patio’s. Na een korte busrit komen we bij het nog jonge Nezahat Gokyigit Arboretum en kan ik eindelijk voor het eerst voet zetten op Aziatische bodem. In de anders verloren stukken grond tussen elkaar kruisende autostrades kreeg Nihat Gokyigit de toelating van de overheid om, in nagedachtenis van zijn overleden vrouw, dit arboretum te creëren. In het arboretum vind je het gangbare assortiment maar ook enkele speciale eiken zoals Quercus hartwissiana, een aan Q. robur en Q. petraea verwante Turkse eik met ondiepe lobben en donkere roodbruine jonge scheuten. De habitus is breed zuilvormig en dichtvertakt. Tijdens deze reis heb ik enthout kunnen verzamelen van twee verschillende types van deze soort om ze thuis wat beter te kunnen observeren.
Na een korte overtocht met de ferry komen we in Yalova aan dat geniet van een bijzonder aangenaam microklimaat. De ideale plek voor Hairitin Karaca om hier een kwekerij, arboretum en woonst neer te zetten.

In de schaduw van een met zaad overladen Acer saccharum staat onze gastheer ons met open armen op te wachten en een vlugge blik op de idyllische tuin doet ons al popelen van ongeduld. Mr. Karaca, die samen met Nihat Gokyigit stichter is van TEMA, is in Turkije een invloedrijk zakenman die zijn macht en rijkdom gebruikt voor de goede zaak. Vooraleer de rondleiding begint maken we kennis met de Turkse gastvrijheid want men biedt ons een rijkgevulde tafel vol Turkse specialiteiten aan. Na een heerlijke baklava (dessert) belanden we van de gastronomie in de dendrologie. Habiba Güler de charmante verantwoordelijke voor het arboretum en de kwekerij leidt ons rond in dit groene paradijs. Naast het huis staat een 4 meter hoge pawpaw (Asimina triloba) en wat verder een meerstammige Cornus walteri die nog een heel stuk hoger reikt. Onder een hoge Fagus orientalis liggen slechts enkele nootjes maar Acer oliverianum en A. obtusilobum hangen vol zaad en Habibe geeft teken dat we gerust mogen plukken. Naast een stevige Quercus rysophylla staat de prachtige Quercus ‘Zehra’ een eik die vermoedelijk een kruising is van eerstgenoemde soort met Q. falcata. Een andere interessante kruising is Acer ‘Karaca’ (A. pseudoplatanus ? A. buergerianum) waarvan ik ondertussen enthout heb ontvangen. Wat men hier Quercus robur noemt heeft bijna altijd zeer lange eikels (5 cm) en doet ons eerder denken aan Q. haas, maar vreemd genoeg wordt deze soort hier in Turkije nergens beschreven. Dit probleem zal ons gans de reis en ook erna blijven achtervolgen want ook de napjes wijken af van wat wij van Q. robur zouden verwachten. Enkele Diospyros kaki hangen zwaarbeladen met prachtige oranje vruchten maar helaas zijn ze nog niet volledig rijp. Onder een Quercus libani vinden we grote eikels die goed blijven vastzitten in het verdroogde napje. Ook in de kwekerij staan her en der grotere bomen om wat schaduw te geven aan de containerplanten. Na deze boeiende rondleiding wacht ons nog een aangename verrassing bij wijze van een gratis aanbod van tientallen jonge eiken en in het wild geplukte zaden van diverse soorten waarbij o.a. de onmiskenbare grote vruchten van Q. ithaburensis subsp. macrolepis. ‘s Avonds in het hotel toont Nihat ons een DVD over één van de projecten van TEMA in het noordoosten van Turkije, vlak bij de grens met Georgië. Men heeft daar een project opgestart met een super productief bijenras dat door de plaatselijke mensen wordt gekweekt en verspreid naar andere streken.
De volgende morgen zijn we alweer vroeg op de been en rijden we in oostelijke richting tot bij Duzçe. Onderweg zien we hoe de mediterrane vegetatie stilaan overgaat in meer vorstbestendige soorten zoals Fraxinus angustifolia, Salix alba en Alnus glutinosa. Gans de streek ten zuiden van de Zwarte Zee krijgt het jaar door regelmatig regen en hoe meer men naar het oosten gaat hoe meer neerslag er valt. Nihat zit vooraan in de bus en verrast ons regelmatig met wat informatie over de streek of over de werking van TEMA. Hij laat prachtige Turkse gitaarmuziek spelen die ons doet wegdromen terwijl het landschap aan ons voorbijglijdt.

Onze eerste halte van de dag is bij een standplaats van Quercus cerris en Q. frainetto die volgens enkele kenners onder ons nooit kruisen en waarvan we dus soortechte zaailingen kunnen verwachten. Helaas is de oogst maar schaars en hebben de meeste eikels wormgaatjes. Onder de bomen staan massa’s Helleborus en krokussen geduldig de lente af te wachten tot het hun beurt is om hun prachtige bloemen te vertonen. Na een uurtje zetten we onze tocht verder richting Zwarte Zee waar we bij Akçakoca Quercus ilex hopen te vinden. Onderweg zien we uitgestrekte plantages van hazelnoten die duidelijk regelmatig een snoeibeurt krijgen. In de hoger gelegen bossen zien we Castanea sativa, Carpinus betulus, Fagus orientalis en een onderbegroeiing van Rhododendron ponticum en in de afdaling naar de Zwarte Zee maken deze soorten geleidelijk plaats voor Sorbus torminalis, Platanus orientalis, Arbutus unedo, Laurus nobilis en Quercus ilex waarvan sommige erg mooie napjes hebben. Een oude man die in zijn moestuin wat aardappelloof aan het verbranden is, brengt ons welwillend via smalle weggetjes overgroeid met laurier, arbutus en steeneik tot vlak bij de zee, maar een 5 meter hoge steile rots maakt het ons onmogelijk om tot bij het water te komen. Onderweg naar Bolu houden we een lunchpauze bij een wegrestaurant en gaan we vlakbij nog even op zoek naar een grote Quercus hartwissiana die hier ergens zou staan maar we moeten ons tevreden stellen met enkele kleinere exemplaren en in het bos vindt Dominique Duhaut ook nog enkel Daphne colchica. Bij een monumentale Quercus robur (haas-type) wordt er gemeten en gefotografeerd en ik kan het weer niet laten om eens in de boom te klimmen wat de evolutietheorie van Darwin maar weer eens bevestigt. Bij een picknickplaats waar enkele Turkse families een gezellige bijeenkomst houden vinden we een eikenbosje met Quercus pubescens, Q. petraea en Q. virgiliana en hier en daar vinden we enkele prachtige meerstammige exemplaren die waarschijnlijk zijn ontstaan na het kappen van de oorspronkelijke stam. Ondertussen krijgen we gezelschap van de altijd opgewekte Aydin Borazan, student in de plantkunde aan de universiteit van Bolu en leerling van onze gids Adil. Hij wijst er ons op dat Quercus virgiliana een langere bladsteel heeft dan Q. pubescens en dat de bladeren ook iets groter, platter en meer gelobd zijn. Bij onze aankomst op de campus van de universiteit van Bolu neem ik in de avondschemering vlug nog wat zaad en enthout van een Q. petraea subsp. iberica met opvallend smalle bladeren. Na de maaltijd laat Aydin ons zijn eikenherbarium zien en vertelt ons dat er in Turkije ongeveer 9000 plantensoorten groeien waarvan er maar liefst 2600 endemisch zijn (en dus enkel hier groeien).

Op dinsdagmorgen staat iedereen al vroeg klaar want we hebben opnieuw een hele afstand af te leggen. Bij Gerede verlaten we de autosnelweg en rijden via kleinere wegen richting Cankiri. Het landschap wordt steeds woester en bij het oversteken van een berg krijgen we een bui van smeltende sneeuw over ons heen. Een tijd lang volgen we een kleine rivier met langs zijn oevers knotwilgen en slanke Populus usbekistanica ‘Afghanica’ met een bijna witte stam en gele herfstkleur. Onder een roodverkleurende Cornus mas zien we een oude man zitten die een kleine kudde geiten hoedt. Op een hoogte van 1300 meter houden we even halt voor Pyrus elaeagnifolia en Crataegus orientalis die hier op dit plateau ruim verspreid voorkomen. We krijgen al vlug een idee van de ruwheid van het klimaat van centraal Anatolië want de snijdende wind gaat hier door merg en been. Bij nadere studie van een van de meidoorns blijkt het om C. tanacetifolia te gaan want er zit een klein blaadje op de vruchtwand. Na een tijdje komen we in een meer heuvelachtig gebied waar we een standplaats van Quercus pubescens bezoeken en Eike Jablonski toont ons een Cotoneaster tomentosus en Paliurus spina-cristi die hier tussen deze donzige eiken groeien.

Tegen de middag komen we aan bij Yaprakli, een afgelegen dorp dat de trotse bezitter is van de dikste zomereik van Turkije met een stamomtrek van maar liefst 14 meter op borsthoogte. Dit was ontegensprekelijk één van de oudste en meest indrukwekkende bomen die ik ooit had gezien. Ik denk dat hij wel zeven of achthonderd jaar oud moet zijn en wat is er in de wereld niet gebeurd in al die tijd. “Zeg me even Grote Boom wat heb je zoal gehoord, wat heb je gezien, wat heb je meegemaakt in die honderden jaren dat je hier langs deze rivier ingeworteld staat. Alles om je heen beweegt: de wolken, de regen, de kabbelende rivier, de kibbelende vogels in je takken, de insecten in je loof, de spelende kinderen uit het dorp, het verliefde koppel leunend tegen je stam, de ploegende boer met zijn os, het wuivende koren...en jij, stoere trotse eik, blijft hier maar staan en doet gedwee wat de seizoenen jou vertellen om te doen. Lieve boom, ik wens je nog vele lentes”. De binnenkant van de boom is volledig hol en ik schat dat er zeker plaats is voor vijftien man. Dit bewijst nog maar eens dat het levensnoodzakelijke van een boom niet in het hout maar in de schors zit en in het cambium juist eronder en dat het hout enkel dient voor de stevigheid.

Na het middageten worden we verwacht in Cankiri voor een heerlijk kopje thee in het vergaderlokaal van de plaatselijk afdeling voor bosbeheer. Wat verder op een plein staan weer van die eiken met prachtige grote eikels die we voorlopig Quercus haas gedoopt hebben en ik neem vlug nog wat enthout van eentje met een opvallend smal blad die juist voor het theehuisje staat. Na een korte rit komen we dan aan bij één van de TEMA projecten. Op de noordzijde van een helling bekijken we een aanplanting van jonge eiken die hier met drie per plantgat gezaaid werden. Van op de helling zien we hoe de ondergaande zon een prachtig licht werpt op de geelverkleurende populieren en notelaars die in de lagergelegen gedeelten door de dorpelingen aangeplant werden. Vreemd om te zien hoe ook de notelaars hier zo mooi verkleuren en geen bladvlekken vertonen terwijl ze er in onze heimat dit jaar erbarmelijk uitzagen. Het is al goed donker als we in Ankara aankomen en overal zien we colonnes van luid toeterende auto’s met vlaggen en foto’s van hun favoriete politicus. Over enkele dagen zijn er hier parlementsverkiezingen en iedereen zal het wel geweten hebben want er hangen grote spandoeken over de straat en immense posters tegen de gevels van flatgebouwen. In de straat voor het hotel staan erbarmelijk gesnoeide honingbomen met massa’s zaad.

Bij het verlaten van de hoofdstad, de volgende morgen, noteer ik even alle boomsoorten die ik in de beplantingen kan herkennen en veel soorten komen in onze steden ook voor maar volgende soorten vielen hier toch wel op: Salix babylonica, Platanus orientalis, Cercis siliquastrum, Koelreuteria paniculata, Fraxinus angustifolia en Elaeagnus angustifolia. We rijden door een uitgestrekt steppegebied richting Afyon en komen tientallen marmergroeven tegen. Wat verder is de grond blijkbaar iets vruchtbaarder en zien we uitgestrekte stoppelvelden en hier en daar zijn moderne machines suikerbieten aan het rooien. Op kleinere velden zien we soms kleine groepjes mensen met de hand bieten rooien en op stapels leggen. Op deze hoofdweg kom je af en toe ook vrachtwagens tegen met achteraan geheel het hebben en houden van een gezin, koe, geit en kippenhok inbegrepen.
Langzaam wordt het landschap iets heuvelachtiger en groener en komen we geleidelijk onder invloed van de Middellandse Zee. Tegen de middag houden we halt op een prachtige plek met Quercus cerris, Q. pubescens en Q. infectoria: een half groenblijvende kleine eik met een korte bladsteel en een stompgezaagd of gaafrandig leerachtig blad. Er is wat gemor te horen als we na een half uurtje alweer moeten vertrekken omdat we nog ettelijke kilometers voor de boeg hebben. Toch heb ik wat enthout mee van enkele moseiken met zeer diep ingesneden blad en Allen Coombes toont me een hybride van Q. infectoria met één van de andere soorten.

In de namiddag bezoeken we een standplaats van de stekelige Q. coccifera die door de geiten heel compact gehouden worden maar die toch zwaarbeladen zijn met eikels. Met onze handen vol schrammen en onze zakken vol eikels kruipen we met tegenzin terug in de bus voor de laatste busrit van deze vermoeiende dag met te weinig stopplaatsen en teveel zitten. Tegen de avond komen we aan in ons hotel vlak bij het meer van Egirdir en iedereen is blij te horen dat we hier voor twee dagen blijven en morgen slechts een korte busrit hebben te doorstaan. ‘s Avonds hebben we altijd nog wat werk om het zaad en het enthout netjes te verpakken en onze notities van de dag nog even door te nemen.

Om zes uur word ik gewekt en na een verkwikkende douche ben ik weer springlevend en klaar voor een korte ochtendwandeling. Met enkele vroege vogels lopen we langs de oevers van het meer en genieten van de opkomende zon die zijn licht werpt op de roodbruine bergen aan de overkant van het meer. Onderweg komen we een jonge Platanus orientalis tegen met een diep ingesneden blad en vanuit een tuintje hangt een Celtis tournefortii sierlijk over het pad wat ons ook toelaat om wat vruchten te plukken. Op de markt is het een drukte van je welste en men verkoopt er ook mispels en vruchten van Cornus mas die ze hier verwerken tot heerlijke confituur, “kizilcik” genaamd.
Na een korte rit richting Antalya met onderweg overwegend appelboomgaarden komen we aan bij Yukarigökdere (spreek dat maar eens uit) waar een mastodont van een Platanus orientalis het dorpsplein omarmt. Vanaf het kleine dorp nemen we een kronkelende grindweg, de bergen in, richting Kasnak Forest. Tijdens de beklimming wordt ons al vlug duidelijk dat we in een juweeltje van een streek zijn terecht gekomen. Op een hoogte van 1600 meter, vlak bij de kampioen van Quercus vulcanica, houden we halt en krijgen we maar liefst 6 uur om in dit “paradijs voor dendrologen” rond te lopen en te genieten van al het moois om ons heen.
Ik begin alvast met eikels te rapen van Q. vulcanica, een soort met prachtige diep ingesneden bladeren, die wat doen denken aan die van Q. frainetto maar daarvan gemakkelijk te onderscheiden zijn door de langere bladstelen. We zijn ietwat laat voor de eikels maar met wat zoekwerk tussen de bladeren kunnen we toch een bevredigende oogst verzamelen. Ik neem ook wat enthout van enkele verschillende types, want er is nogal wat variatie in de wijze waarop de bladeren zijn ingesneden. Na het vellen van oude bomen schiet deze soort blijkbaar gemakkelijk terug en dan krijg je van die prachtige meerstammige bomen met soms wel 50 stammetjes. Voor de grote eikels van Quercus trojana moeten we even aan de boom schudden want op de grond waren de everzwijnen ons, aan het gewroet en de pootafdrukken te zien, even voor geweest. Deze halfgroenblijvende soort heeft kleinere bladeren en ook een kortere bladsteel dan Q. libani, die enkel voorkomt in het oosten van Turkije. Wat we hier ook veelvuldig en in een prachtig herfstkleed aantreffen is Sorbus torminalis subsp. pinnatifida die zoals de naam zegt dieper ingesneden bladeren heeft dan de soort. Van Sorbus umbellata zegt Bean dat het één van de mooiste lijsterbessen is van de Aria groep en bij gebrek aan zaad neem ik enkele entjes mee. Slechts sporadisch komen we Acer hyrcanum tegen en ook hier kunnen we slechts enkele zaden plukken. We raken maar niet uitgekeken op al dat moois en tegen de middag komen we samen bij de bus voor een heerlijke picknick met massa’s olijven, dolma baki, geitenkaas, stukken brood en wijn. Als dessert verrast Adil ons met yoghurt met Kizilcik, weet je nog, die heerlijke confituur van Cornus mas-vruchten.

In de namiddag klimmen we met enkele mensen nog wat hoger om Cedrus libani van wat nader te bekijken en Eike neemt enkele kegels mee. Boven op de berg ligt het vol met grote rotsblokken en moet je verdomd goed uitkijken waar je de voeten zet, maar het uitzicht is adembenemend mooi en in stilte genieten we nog een hele tijd van deze unieke plek. We besluiten om geleidelijk de weg naar beneden te volgen en zo misschien nog meer interessante planten tegen te komen. En inderdaad, op lagere hoogte voegen Quercus cerris var. cerris en Q. infectoria zich bij het assortiment en plots ziet Diana Gardener een gat in de grond met een ladder erin. Bij nader inspectie zien we dat het om een kleine grot gaat die zo’n 6 meter diep is en behoedzaam dalen enkele moedige speleologen de ladder af om enkele foto’s te nemen.
Als we de weg verder afdalen komen we rond 1200 meter meer en meer Q. coccifera’s tegen waarvan enkelen wel 5 meter hoog zijn en een mooie compacte donkergroene kruin hebben. Sporadisch groeien enkele Fraxinus ornus in dit overwegend met eiken begroeide gebergte en Juniperus excelsa en Styrax officinalis komen hier zeer algemeen voor. Tegen zonsondergang komen we te voet bij het dorp aan en nemen nog enkele foto’s van de majestueuze oosterse plataan.

Met slechts één korte halte voor Pyrus syriaca rijden we de volgende morgen helemaal tot Köcegiz vlakbij Dalaman en onderweg zien we op vochtige plaatsen reeds enkele Liquidambar orientalis opduiken. Bij een heus Liquidambar bos, met bomen die soms wel 18 meter hoog zijn, stoppen we om even rond te kijken en te picknicken. De insnijdingen die men vroeger gemaakt had voor amberwinning zijn nog duidelijk zichtbaar op de stammen. De bomen vertonen nog geen enkele herfstkleur maar er hangt wel een aangename geur die zo typisch is voor alle amberbomen. Ik vermoed dat het hier tijdens de winter, als er meer regen valt, vaak overstroomt want er lopen verschillende ondiepe beekjes door dit bos die zelfs nu al vol water staan.

In de namiddag rijden we langs een kronkelende smalle bergweg tot bij een standplaats van Quercus aucheri, een soort die van Q. coccifera te onderscheiden is door zijn viltige bladonderkant en zijn grotere, zoete eikels. Onderweg komen we honderden bijenkorven tegen omdat bijen hier foerageren op wilde bloemen en hars van Pinus, wat de honing, volgens onze gids, een heel speciale smaak geeft. Het vraagt heel wat behendigheid van onze chauffeur om de bus tot aan de andere kant van de berg te brengen en als we terug op een geasfalteerde weg komen begint iedereen spontaan te applaudisseren.

Tijdens het avondmaal, wat helaas ook dient als afscheidssouper, worden enkele mensen terecht in de bloemetjes gezet voor hun inzet om van deze reis te maken wat ze geweest is: verassend, leerrijk en aangenaam met een leuke bende en met als absolute topper: het aards paradijs van Kasnac Forest.
De volgende dag vlogen we in een uurtje helemaal terug van Dalaman naar Istanbul waar we in de namiddag met enkele mensen een bezoekje brachten aan de blauwe moskee en de Aya Sophia iets wat je toch wel moet gezien hebben als je in de stad aan de Bosporus bent geweest.
Enkele weken later stuurt Nihat ons allen een cd met prachtige Turkse gitaarmuziek die me tijdens het beluisteren onmiddellijk terug in de sfeer brengt en die me doet denken aan de uitgestrekte plateaus van Centraal Anatolië.

Nog meer fotos van deze reis uit Guy Sternberg’s Album:

http://albums.photo.epson.com/j/AlbumIndex?u=1676497&a=30717557&f=0

divider