Zijn Cameraria en Guignardia twee hardnekkige plagen die het hele geslacht Aesculus bedreigen? (Artikel)

Cameraria en Guignardia zijn niet de Latijnse namen van twee schattige plantjes maar helaas gaat het hier om twee hardnekkige plagen die het geslacht Aesculus bedreigen en ontsieren. Het imago van onze dierbare paardekastanjes heeft de laatste jaren flinke klappen gekregen, deels terecht,
deels onterecht. Daarom voel ik mij geroepen om maar even op te komen voor dit prachtige geslacht en wat klaarheid te scheppen in al die onheilspellende berichten die de laatste jaren in de pers zijn verschenen. Dit is dus niet het zoveelste alarmerend artikel over de teloorgang van de paardekastanje want we eindigen deze tekst met een lijst van gezonde en beloftevolle Aesculus soorten en cultivars. Het is overduidelijk dat de gewone paardekastanje, Aesculus hippocastanum, zwaar in de problemen zit door een bladvlekziekte (Guignardia aesculi) en door een mineermot (Cameraria ohridella). Deze laatste heeft zich in enkele jaren tijd vanuit Macedonië over bijna gans Europa verspreid en miljoenen bomen lelijk aangetast. Eerst en vooral wil ik toch wat duidelijkheid scheppen tussen beide plagen.

De bladvlekziekte Guignardia aesculi is een schimmelziekte die zich uit in roodbruine vlekken met gele rand. Deze schimmel zet zich makkelijk vast op kleine wondjes, die na een hagelbui of felle wind, op het tere, pas ontloken, kastanjeblad ontstaan. Deze vlekken worden dan geleidelijk groter, waardoor ze de boom vanaf augustus danig kunnen ontsieren. In de kwekerij volstaan één of twee preventieve en curatieve behandelingen met een fungicide om de schimmel binnen de perken te houden, maar voor grotere bomen is dit moeilijk realiseerbaar.

De mineermot Cameraria ohridella legt haar eieren op de bladeren en heeft het vooral gemunt op A. hippocastanum. Vrij snel komen de kleine vraatzuchtige larven te voorschijn en vreten zich een weg door het bladmoes. Hier zijn de vlekken eerder okergeel en in vele gevallen kan men de larven of hun uitwerpselen opmerken. De mineermot kan tot 4 generaties per seizoen hebben en de schade wordt dus erger en erger. Afdoende bestrijding door middel van insecticiden is door de snel opeenvolgende generaties moeilijk, en in het openbaar groen, quasi onmogelijk uit te voeren. De mineermot overwintert als pop in het afgevallen blad en daarin ligt misschien voorlopig een eenvoudige doch arbeidsintensieve manier om de plaag in het voorjaar te vertragen, waardoor het blad langer gezond blijft en onze boom meer reserves kan opbouwen voor het volgend seizoen. Men kan het afgevallen blad verzamelen en grondig composteren, of nog beter verbranden (voor zover dit nog mag ). In Leuven komt de gemeentedienst de kastanjebladeren gratis ophalen en in Amsterdam deed men proeven met lijmvallen, bestreken met een lokstof die de mannelijke motjes aantrekt. Dat men de ernst en de omvang van de plaag niet onderschat bewijst het feit dat er dit jaar in maart een internationaal symposium over Cameraria doorgaat in Praag. Meer inlichtingen vindt u op www.cameraria.de.

Niet alle Aesculus soorten zijn even gevoelig zijn voor een of beide plagen. Als verzamelaar en kweker van paardekastanjes heb ik deze twee plagen in de kwekerij kunnen waarnemen. Al vlug kon ik vaststellen dat volgende soorten zijn erg gevoelig voor Cameraria en kunnen daarom maar beter niet op grote schaal worden aangeplant.(voorlopig althans): Aesculus hippocastanum en cv’s, A. turbinata. Volledigheidshalve moet ik hier vermelden dat er een zeer lichte aantasting is te bemerken op A. glabra en cv’s en op A. x neglecta. Op alle andere soorten, en het zijn er veel, werd geen enkele aantasting waargenomen.

De lijst van de soorten die gevoelig zijn voor bladvlekziekten zoals Guignardia is helaas iets langer: A. hippocastanum en cv’s, A. x carnea, A. + dallimorei, A. indica en cv, A. chinensis, en A. pavia in lichte mate. De graad van aantasting varieert van seizoen tot seizoen en was in deze warme en droge zomer minder dan in een natte en kille zomer zoals vorig jaar.

Ik wil - zoals beloofd- eindigen met een positieve noot. Er zijn inderdaad nog een aantal heel gezonde en prachtige paardkastanjes. Men kan gerust stellen dat alle Amerikaanse soorten slechts in geringe mate gevoelig zijn voor beide plagen. Hierna volgt een korte beschrijving van enkele soorten die uw speciale aandacht verdienen maar dit neemt niet weg dat tal van andere soorten ook hun plaatsje in onze tuin verdienen. Op volgende twee soorten heb ik tot op heden nog geen enkele plaag kunnen vaststellen: A. x mississippiensis en A. flava f. vestita. Let bij deze laatste wel op dat u de juiste soort te pakken krijgt want de N.A.K.B. selectie A. flava ‘Vestita’ behoort volgens mij bij A. x neglecta en is licht gevoelig voor beide plagen.
Op het moment dat ik dit artikel schrijf staat hier buiten voor mijn bureel een meerstammige A. x neglecta ‘Autumn Fire’ zijn naam alle eer aan te doen. Reeds meer dan een week staat hij in vuur en vlam en het blad is nog vrij van ziektes. Ook de struikvormig A. x mutabilis ‘Induta’ die ook als stamboompje stilaan bekendheid verwerft staat er nog gezond bij en zal zich weldra tooien met een iets bescheidener warmgeel herfstkleed.
Uit de Pavia groep is Aesculus pavia ‘Splendens’ de gezondste: dit is een grote struik met geel uitlopend blad en scharlakenrode bloei. Ook de door worteluitlopers uitstoelende A. parviflora is hier nog erg gezond en krijgt weldra een mooie gele herfstkleur. Dit om maar enkele soorten in de schijnwerper te plaatsen want er zijn er nog veel meer. Laten we van het kwaad een deugd maken en “die andere paardekastanjes”, die trouwens al lang wat meer aandacht verdienen, een extra kans geven.  Wie nog vragen heeft betreffende Aesculus kan steeds terecht op info@pavia.be

divider